Sportimpuls zorgt voor structurele sport- en beweegactiviteiten
23 augustus 2018
Een derde van de sport- en beweegaanbieders die in 2014 activiteiten in het kader van de Sportimpuls hebben opgezet, voert deze nog volledig uit. De helft voert nog een deel van de activiteiten uit. 11 procent heeft de activiteiten gestopt. Een tekort aan deelnemers en een gebrek aan financiële middelen bij de uitvoerende organisaties en de doelgroep, zijn de belangrijkste redenen voor het stoppen van activiteiten. Met name projecten met begeleiding door (meerdere) professionals zijn na de subsidieperiode moeilijk te bekostigen.
Dit blijkt uit het onderzoek ‘Borging Sportimpulsprojecten ronde 2014’ dat door het Mulier Instituut in opdracht van ZonMw is uitgevoerd. In 2014 zijn 177 Sportimpulsprojecten gestart: 113 reguliere Sportimpulsprojecten, 47 JILIB-projecten en 17 KSG-projecten. In het onderzoek is gekeken naar de borging van de projecten na de tweejarige subsidieperiode. Voor het onderzoek vulden 114 hoofdaanvragers van Sportimpulsprojecten (respons 64%) een online enquête in. Daarnaast zijn diepte-interviews uitgevoerd met betrokkenen van veertien projecten. Ook zijn tien korte telefonische interviews gehouden met hoofdaanvragers die de online enquête niet hebben ingevuld. Dit is gedaan om te achterhalen of de non-respons een selecte groep was, bijvoorbeeld projecten die niet zijn geborgd. Dit bleek niet het geval te zijn. Dit onderzoek is een vervolg op het borgingsonderzoek uit 2017 waarin de borging van de ronde 2012 en 2013 Sportimpulsprojecten centraal stond.
Andere belangrijke resultaten uit het onderzoek zijn:
- De voortgezette sport- en beweegactiviteiten zijn in drie kwart van de gevallen wekelijks terugkerende activiteiten;
- Bij de JILIB- en KSG-projecten is weinig sprake van ouderparticipatie en opvoedingsondersteuning, wat verplichte onderdelen binnen de JILIB- en KSG-regelingen zijn;
- Professionele begeleiding van deelnemers naar passend vervolgaanbod, bijvoorbeeld door de buurtsportcoach, is van positieve invloed op het aantal deelnemers dat doorstroomt. De mate waarin kinderen doorstromen naar vervolgaanbod is erg afhankelijk van de ouders.
- Bij drie kwart van de projecten waarin is samengewerkt met andere partijen heeft de Sportimpuls gezorgd voor blijvende en geïntensiveerde samenwerking met (een deel van) deze partijen;
- Bij 68 procent van de projecten zijn projectbetrokkenen nog steeds inzetbaar voor de activiteiten.
- De resultaten zijn vergelijkbaar met de resultaten uit het vorige borgingsonderzoek. Een opvallend verschil is dat in het huidige onderzoek het percentage projecten dat de activiteiten geheel heeft voortgezet een stuk lager is. Het percentage projecten dat de activiteiten gedeeltelijk heeft voorgezet is hoger. Er zijn geen verschillen in het aandeel projecten dat de activiteiten helemaal heeft gestopt. Een verklaring voor deze verschillen ontbreekt.
Sinds 2012 kunnen sport- en beweegaanbieders via de Sportimpulsregeling tweejarige financiële ondersteuning ontvangen bij het opzetten van lokaal vraaggericht sport- en beweegaanbod. Het doel van de Sportimpuls is om een hogere en vooral duurzame sport- en beweegdeelname te bereiken. De regeling is gericht op mensen die niet of nauwelijks sporten en bewegen of dreigen te stoppen met sporten en bewegen. Naast deze ‘reguliere’ Sportimpulsregeling hebben sport- en beweegaanbieders sinds 2013 ook de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor de Sportimpuls Kinderen sportief op gewicht (KSG). In 2014 is daar de Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten (JILIB) bijgekomen. De Sportimpuls is gestart in 2012. Begin 2018 is de laatste ronde Sportimpulsprojecten van start gegaan. Deze projecten lopen nog tot en met 2020.
Voor meer informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met Linda Ooms.
Klik hier om het rapport te downloaden.
Klik hier voor meer informatie over de Sportimpuls en de verschillende subsidieregelingen.
Klik hier voor het nieuwsbericht van ZonMw over de Sportimpulsprojecten uit ronde 2018.
Klik hier voor het nieuwsbericht van ZonMw over dit rapport.