Vrijetijdsbesteding van kinderen met een beperking
Een vergelijking tussen kinderen met en zonder beperking
Samenvatting
Kinderen met een beperking of aandoening sporten minder vaak dan kinderen zonder beperking. Ook spelen ze minder vaak buiten. Bij creatieve en kunstzinnige activiteiten zijn de verschillen klein. Dit blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut en het RIVM onder ouders van kinderen met en zonder beperking of aandoening.
Grote verschillen tussen groepen kinderen
Hoeveel kinderen sporten, verschilt sterk tussen groepen:
- Naar leeftijd sporten 13-17-jarigen met een beperking of aandoening het minst vaak. Twee op de drie doen dit wekelijks (66%), tegenover acht op de tien leeftijdsgenoten zonder beperking (79%).
- Naar lidmaatschap van een sportclub zijn de verschillen het grootst onder 8-12-jarigen. Kinderen met een beperking zijn minder vaak lid dan kinderen zonder beperking (resp. 61% en 81%).
- Kinderen die zich door de beperking ernstig belemmerd voelen bij dagelijkse activiteiten, sporten minder vaak. En ze zijn minder vaak lid van een sportclub dan kinderen die hun beperking als minder belemmerend ervaren.
Twee op de vijf niet-sporters met een beperking willen wel sporten
Twee op de vijf kinderen met een beperking die niet sporten, willen dat wel graag. Maar volgens hun ouders ervaren ze vaak belemmeringen. Ze kunnen bijvoorbeeld niet goed sporten door hun beperking of aandoening. Of ze vinden de omgang met anderen lastig of ervaren te veel prikkels. Kinderen zonder beperking hebben hier volgens hun ouders minder last van.
Deelname aan creatieve en kunstzinnige activiteiten verschilt nauwelijks
Bij creatieve en kunstzinnig activiteiten zijn de verschillen veel kleiner. Wel ervaren 4-12-jarigen met een beperking volgens hun ouders ook bij deze activiteiten vaker belemmeringen. Ze hebben er bijvoorbeeld geen behoefte aan of kunnen deze activiteiten niet doen vanwege hun beperking. Tussen 13-17-jarigen met en zonder beperking zien we nauwelijks verschillen.
Pilotonderzoek en advies voor toekomstige monitoring
Voor dit pilotonderzoek is een nieuwe vragenlijst ontwikkeld over de vrijetijdsbesteding van kinderen met een beperking van 4-17 jaar. Daarmee zijn nu de eerste data verzameld onder 680 ouders van kinderen met een beperking of aandoening. En onder 643 ouders van kinderen zonder beperking of aandoening.
Na dit onderzoek is de vragenlijst doorontwikkeld om in de toekomst de vrijetijdsdeelname van kinderen met een beperking te kunnen volgen. Ook wordt advies gegeven over hoe deze monitoring het best plaats kan vinden.
Dit project heeft het Mulier Instituut in samenwerking met het RIVM uitgevoerd, met steun van de ministeries van VWS en OCW. En met advies van deskundigen uit praktijk, beleid en onderzoek.
Lees ook het andere rapport en vragenlijst
Bij dit onderzoek horen drie documenten:
- dit rapport ‘Vrijetijdsbesteding van kinderen met een beperking’ over de resultaten van het pilotonderzoek;
- het adviesrapport ‘Monitor vrijetijdsbesteding kinderen en jongeren met een beperking’ over de toekomstige monitoring;
- de ‘Basisvragenset vrijetijdsbesteding kinderen en jongeren met en zonder beperking’.
Literatuurverwijzing: Gómez Berns, A., Lindert, C. van, & Schurink-van 't Klooster, T.M. (2025). Vrijetijdsbesteding van kinderen met een beperking: een vergelijking tussen kinderen met en zonder beperking. Utrecht: Mulier Instituut.