Vooral persoonlijke redenen bepalen of mensen wel of niet sporten
Motieven en belemmeringen voor sportieve activiteiten zijn vooral persoonlijk van aard. Veel hangt af van geleidelijk gegroeide sportieve gewoonten die vanzelfsprekend zijn geworden. Zijn deze niet ontwikkeld, dan heeft bijvoorbeeld financiële ondersteuning of een beweegvriendelijke omgeving nauwelijks meerwaarde. Dit blijkt uit een uitgebreid onderzoek van het Mulier Instituut onder groepen die achterblijven in sportdeelname.
Belangrijkste motieven en belemmeringen om te sporten
De belangrijkste motieven en belemmeringen zijn, in volgorde van belang:
- de kracht van een sterke vanzelfsprekende gewoonte: deze ontstaat mede doordat de ouders of partner sport stimuleren;
- overtuigd zijn van het belang van sport voor de gezondheid, al laat niet iedereen zich door informatie overtuigen;
- fysieke belemmeringen (met name voor mensen met een (motorische) beperking): dit kan gaan over moeite met bewegen, maar ook over pijn of vermoeidheid;
- gebrek aan motivatie: bijvoorbeeld niet willen zweten, maar ook te veel aan het hoofd hebben of sportieve activiteiten niet leuk vinden;
- drempelvrees: niet weten waar je activiteiten kunt vinden, wat er allemaal mogelijk is en of je dit wel kunt.
Belemmeringen lastig te beïnvloeden via beleid
Deze (persoonlijke) factoren zijn nauwelijks via beleidsmaatregelen te beïnvloeden. Wel zijn de gevolgen te verzachten: bijvoorbeeld via het beschikbaar stellen van sporthulpmiddelen bij fysieke belemmeringen. Financiële belemmeringen zijn ook te verminderen, bijvoorbeeld met subsidies. Maar zelfs voor mensen met een lage sociaaleconomische status zijn die belemmeringen niet doorslaggevend voor of ze wel of niet sporten.
De fysieke omgeving speelt ook geen serieuze rol voor of mensen sporten of niet. Vooral niet als mensen al geen vanzelfsprekende sportieve gewoonte hebben of het belang van sport voor de gezondheid niet zien.
Achterblijvende groepen: verschillende belemmeringen
Een aantal groepen Nederlanders blijven achter in sportdeelname. Deze groepen kennen verschillende accenten in hun motieven en belemmeringen:
- Mensen met een motorische beperking hebben vaker te kampen met fysieke belemmeringen, maar ook met drempelvrees.
- Mensen met een lage sociaaleconomische status zijn gemiddeld minder overtuigd van het belang van bewegen. Daarnaast hebben zij vaker drempelvrees en een gebrek aan motivatie.
- Bij ouderen zien we een sterke tweedeling tussen meer en minder sportief. De actieve ouderen zijn overtuigd van het belang van sport en ervaren steun van hun sociale omgeving. Weinig actieve ouderen hebben vaker fysieke belemmeringen en drempelvrees.
Verschil in motivatie: vier groepen
Met de onderzochte motieven en belemmeringen onderscheiden we vier motivatiegroepen in de (volwassen) bevolking. Iedereen behoort tot één van deze groepen:
- gezond en gedreven om sportieve activiteiten te doen (34%);
- geen echte beperkingen, maar feitelijk geen zin (25%);
- fysieke beperkingen, maar ziet wel kansen om sportieve activiteiten te beoefenen (18%);
- naast fysieke beperkingen andere meer persoonlijke belemmeringen (23%).
Over het onderzoek
Het onderzoek vond plaats onder deelnemers van een online panel (n=3.005). Hierin hebben we enkele groepen geselecteerd, plus een controlegroep.
Meer nieuws over dit thema
Veel gemeenten stimuleren fietsen, maar alleen campagnes zijn niet genoeg
Ruim drie kwart van de Nederlandse gemeenten zet zich in om fietsen te stimuleren. Dat doen ze vooral via campagnes, vooral gericht op oudere inwoners. Maar om mensen structureel aan het fietsen te krijgen, is meer nodig dan alleen campagnes.
In 2050 sporten Nederlanders naar verwachting iets meer
Het deel van de volwassenen in Nederland dat wekelijks sport, stijgt naar verwachting van 52,7 procent in 2023 naar 56,5 procent in 2050. Dat komt vooral door een andere samenstelling van de bevolking. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut onder Nederlanders van 25-75 jaar.
Een ‘echte sporter’ worden: geleidelijk proces met grote rol voor ouders, partner en werk
Mensen die veel sporten, deden dat in hun kindertijd vaak ook al. De rol van de ouders is daarbij belangrijk. Maar ook sportieve voorbeelden tijdens de volwassenheid spelen een rol. Deze ‘sportsocialisatie’ is een geleidelijk proces. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut onder volwassen Nederlanders.