Oratie Remco Hoekman: om sociale ongelijkheid in sport te dempen, moet overheid meer maatwerk leveren
Overheidsbeleid om meer mensen aan het sporten te krijgen, werkt helaas niet voor iedereen. Dat komt onder meer omdat 75 procent van de gemeentelijke gelden naar accommodaties gaat, zonder daarmee echt te sturen op sportstimulering. Daarmee gaat dat geld indirect naar mensen die toch al sporten. Om de ongelijkheid te verkleinen is maatwerk nodig. Dat stelt onze directeur Remco Hoekman in zijn inaugurele rede als bijzonder hoogleraar, vrijdagmiddag 17 oktober in de Aula van de Radboud Universiteit.

Toegankelijke sport is nog geen gelijke sportdeelname
Hoekman richt zich in zijn oratie op de vraag hoe ongelijkheid in sportdeelname zich ontwikkelt. En wat de rol van sportbeleid daarbij is en kan zijn. Hij constateert dat de beleidsambitie om sport toegankelijk voor iedereen te maken niet leidt tot gelijke sportdeelname voor alle groepen in de samenleving. De sportdeelname is de afgelopen decennia gemiddeld gestegen. Maar de verschillen tussen groepen zijn grotendeels gebleven of zelfs toegenomen.
Groepen blijven achter
Onderzoek van de Radboud Universiteit laat bijvoorbeeld zien hoe de coronacrisis ongelijkheid in sportdeelname heeft versterkt. En ook het RIVM constateert dat de sportdeelname tussen hoger en lager opgeleiden sterk verschilt, en dat deze verschillen groter worden. Verder blijkt dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond minder sporten. Dit geldt voor vrouwen nog sterker dan voor mannen. En ook de sportdeelname van mensen met een beperking is flink lager.
Niet alleen geld voor accommodaties
Drie kwart van het gemeentelijke budget voor sport gaat naar accommodaties en faciliteiten. Dit geld komt dan vooral ten goede aan de groepen die al gebruik maken van gemeentelijke sportaccommodaties. En dat zijn vooral de hogere inkomensgroepen, hoger opgeleiden, mensen zonder migratieachtergrond en mensen zonder handicap.
Hoekman pleit voor meer aandacht voor verschillen in hulpbronnen. Bijvoorbeeld:
- sociale hulpbronnen: iemand hebben om mee te sporten;
- economische hulpbronnen: het geld hebben om sportkleding te kunnen kopen;
- culturele hulpbronnen: kennis over de betekenis van sport en bewegen en de gebruiken in de sport.
Luisteren naar de doelgroep
Hoekman noemt hierbij ook het belang van armoederegelingen voor sport en zwemles. Vanuit accommodatiebeleid ziet hij nog een duidelijk verbeterpunt in de toegankelijkheid van sportaccommodaties voor mensen met een beperking. Hij vindt ook de inzet van buurtsportcoaches voor specifieke doelgroepen belangrijk. Zij kunnen die groepen begeleiden naar en kennis te laten maken met sport en bewegen.
Maar de doelgroep zelf moet het uitgangspunt zijn. Zij moeten ruimte krijgen om aan te geven welke ondersteuning ze nodig hebben om te gaan sporten. Zodat het beleid daarop kan worden afgestemd.
Veel korten projecten, minder blijvende aandacht
Verder stelt Hoekman dat sportstimuleringsbeleid vaak een te korte looptijd kent. Meestal volgen programma’s van ongeveer vier jaar elkaar op. Het gevaar met korte projecten is dat opgebouwde expertise aan het eind verloren gaat. En dat systemen die de doelgroep helpen weer verdwijnen. Terwijl juist blijvende aandacht nodig is om mensen aan het sporten te krijgen en te houden.
Ongelijke behandeling om gelijkheid te bewerkstelligen
Tot slot pleit Hoekman in zijn oratie voor een ongelijke behandeling om juist gelijkheid in sportdeelname te bewerkstelligen. Meer dan nu moeten de overheidsuitgaven aan sport terecht komen bij de groepen die dit het hardst nodig hebben. Bijvoorbeeld door meer aandacht te hebben voor de maatschappelijke waarde van sportaccommodaties. En door de inzet van buurtsportcoaches voor doelgroepen niet af te bouwen, maar ze juist meer ruimte te geven om maatwerk te leveren.
“Door een stem te geven aan de mensen zelf en ruimte te maken voor meer maatwerk vergroot je de kansen en mogelijkheden voor maatschappelijk kwetsbare groepen om te sporten. Dit alles om bij te dragen aan het verkleinen van de ongelijkheid in sportdeelname, en stimuleringsbeleid en inzet van faciliteiten betekenisvoller te maken”, aldus Hoekman.
Meer nieuws over dit thema

Kinderen met een beperking sporten minder dan kinderen zonder beperking
Kinderen met een beperking of aandoening sporten minder vaak dan kinderen zonder beperking. Ook spelen ze minder vaak buiten. Bij creatieve en kunstzinnige activiteiten zijn de verschillen klein. Dit blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut en het RIVM.

Topsporters en talentvolle sporters positief over hun mentale gezondheid, maar meer aandacht ervoor is wenselijk
Topsporters en talentvolle sporters geven gemiddeld ruime voldoendes aan hun mentale gezondheid. Toch vindt maar ongeveer de helft dat er voldoende aandacht is voor hun mentale gezondheid.

Veel verschil in functietitels BRC-functionarissen
Vanuit de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC) kunnen gemeenten functionarissen inzetten om deelname aan sport en cultuur te verhogen. In de regeling staan sinds 2023 zes functieprofielen. In de praktijk gebruiken gemeenten allerlei verschillende benamingen.