Corona legt complexiteit van het meten van sportdeelname bloot
Er zijn verschillende langlopende onderzoeken naar de sportdeelname van Nederlanders. Elk met hun eigen voor- en nadelen, zeker rondom de coronaperiode. Het Mulier Instituut vergeleek de drie belangrijkste onderzoeken. Wat kunnen we op basis daarvan zeggen over hoe en hoeveel Nederlanders sportten voor, tijdens en na corona? En over de voor- en nadelen van de diverse gangbare meetmethoden?
Drie bevolkingsonderzoeken vergeleken
We vergeleken deze drie langlopende onderzoeken naar de deelname aan sportieve activiteiten:
- de LeefstijlMonitor van het RIVM, op basis van de Gezondheidsenquête van het CBS;
- de Vrijetijdsomnibus van het CBS;
- de Sportdeelname Index van NOC*NSF.
Met de eerste twee studies worden de officiële kernindicatoren van sportdeelname vastgesteld (zie www.sportenbewegenincijfers.nl).
Vergelijkbare resultaten ondanks beperkingen van onderzoeken
De drie onderzoeken kenden elk hun beperkingen. Bijvoorbeeld:
- Bij de LeefstijlMonitor en de Vrijetijdsomnibus belemmerde corona de dataverzameling. Deze vragenlijsten kunnen mensen namelijk ook via een persoonlijk interview invullen. Dat was tijdens corona niet altijd mogelijk.
- Bij het onderzoek van NOC*NSF veranderde de steekproef midden in de coronaperiode. Een ander onderzoeksbureau deed dit onderzoek vanaf 2021. Zij gebruiken een ander panel.
Toch komt uit de drie onderzoeken een redelijk consistent beeld naar voren van de gevolgen van corona voor de deelname aan sportieve activiteiten.
Invloed corona op sportdeelname lijkt beperkt
In alle onderzoeken lijkt corona weinig blijvende invloed te hebben gehad op de deelname van Nederlanders aan sportieve activiteiten.
Duursporten, wandelen en fietsen werden tijdens de coronaperiode populairder. Ook sportten mensen meer thuis. Sporten in overdekte ruimtes trokken uiteraard minder mensen. Na corona bleef vooral wandelen redelijk populair. De rest van de sportieve activiteiten herstelde zich vrij snel tot het oude niveau.
Ontwikkelingen voor verschillende groepen nog onduidelijk
Het is nog onduidelijk of bepaalde groepen blijvend minder of anders sporten na de coronaperiode. Voor kinderen en jongeren is het bijvoorbeeld lastig om ontwikkelingen op lange termijn vast te stellen. Zij maken relatief vaker gebruik van (openlucht)sportvoorzieningen. Hun sportdeelname was daardoor gevoeliger voor coronamaatregelen.
Over het rapport
In het rapport bespreken we de opzet, beperkingen en resultaten van de drie onderzoeken. Vervolgens trekken we conclusies over de sportdeelname voor, tijdens en na corona en over hoe sportdeelname het beste te meten.
Meer nieuws over dit thema
Oratie Remco Hoekman: om sociale ongelijkheid in sport te dempen, moet overheid meer maatwerk leveren
Overheidsbeleid om meer mensen aan het sporten te krijgen, werkt helaas niet voor iedereen. Dat komt onder meer omdat 75 procent van de gemeentelijke gelden naar accommodaties gaat, zonder daarmee echt te sturen op sportstimulering.
Nieuwe meetmethode voor kernindicator ‘veilig voelen’ in sport
Het Mulier Instituut heeft de kernindicator ‘veilig voelen’ vernieuwd. De resultaten tonen dat veiligheid sterk verschilt per rol, context, leeftijd en sportfrequentie. Zo voelen vrijwilligers en bezoekers van betaald voetbal zich minder vaak veilig, terwijl wekelijkse sporters en ouderen zich vaker veilig voelen.
Twee derde sporters gebruikt app of device bij het sporten
In 2025 gebruikt twee derde van de sporters een app en/of device zoals een smartwatch voor sportieve activiteiten (68%). Dat is meer dan in 2022 (63%), 2019 (51%) en 2016 (39%). Dat blijkt uit een onderzoek van het Mulier Instituut onder Nederlanders van 18-80 jaar.