Zwemverenigingen nemen maatregelen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar herkennen het niet altijd
Zwemverenigingen nemen verschillende maatregelen om seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) tegen te gaan. Maar bestuurders van die verenigingen herkennen SGG nog niet altijd. Daarvoor is meer aandacht nodig. Dat blijkt uit kwalitatief onderzoek van het Mulier Instituut onder bestuurders van acht zwemverenigingen.
Volgens de bestuurders die deelnamen aan dit onderzoek komt SGG op hun zwemverenigingen weinig voor. Zij blijken vooral extreme incidenten te bestempelen als SGG, zoals aanranding of het verspreiden van expliciet beeldmateriaal. ‘Mildere’ incidenten, zoals grappen, zien ze vaak niet als SGG. Deze worden vaak ook niet gemeld.
Verenigingen voldoen aan eerste drie basiseisen voor sociale veiligheid
De verenigingen uit dit onderzoek nemen verschillende maatregelen om SGG tegen te gaan. Ze volgen onder andere de drie basiseisen van NOC*NSF:
- een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvragen voor vrijwilligers;
- een vertrouwenscontactpersoon (VCP) aanstellen;
- gedragsregels opstellen voor de vereniging.
De meeste verenigingen voldoen nog niet aan de (nieuwe) vierde basiseis: een e-learning of cursus sociale veiligheid voor ongeschoolde trainers/coaches.
Naast preventieve maatregelen komen bestuurders vooral in actie bij een concreet geval van SGG. Bijvoorbeeld door de daders te straffen.
Duidelijke samenhang tussen gender en SGG
Gender speelt een grote rol bij SGG. Dat blijkt uit de manier waarop zwembestuurders over het thema praten en de SGG-situaties die zij hebben meegemaakt op de vereniging. Meisjes en vrouwen zijn vaker slachtoffer, jongens en mannen vaker dader. Ook machtsverhoudingen, omgangsculturen en leeftijd zijn factoren die meespelen.
Behoefte aan duidelijke informatie en uitwisseling van ervaringen
De zwembestuurders geven aan dat er veel informatie over SGG beschikbaar is, maar dat die niet altijd duidelijk of goed vindbaar is. Een digitale omgeving speciaal voor zwemverenigingsbestuurders kan uitkomst bieden. Daarnaast bestaat onder de bestuurders behoefte om ervaringen met (het tegengaan van) SGG uit te wisselen.
Aanbevelingen: zorg voor duidelijke informatie en leer van incidenten
We formuleren vier aanbevelingen voor koepelorganisaties en verenigingen in de zwemsport:
- Zorg voor duidelijke en toegankelijke informatie over (het tegengaan van) SGG.
- Besteed naast grensoverschrijdend gedrag in het algemeen ook specifieke aandacht aan SGG.
- Leer van gevallen van SGG op zwemverenigingen en stimuleer kennisdeling.
- Grijp incidenten (in de omgeving/uit de media) aan om SGG (opnieuw) onder de aandacht te brengen.
Interviews met zwemverenigingsbestuurders
Voor dit onderzoek hielden we interviews met elf zwemverenigingsbestuurders van acht verschillende verenigingen. De deelnemende verenigingen zijn allen aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB). Het onderzoek vond plaats in het kader van de monitoring en evaluatie van beleidsinspanningen voor een veiliger sportomgeving voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De KNZB werkte mee, omdat de bond zich wil inzetten voor verdere verbetering van de veiligheid binnen de zwemsport.
Gerelateerd nieuws
‘Te duur’ meest genoemde reden om sportlidmaatschap op te zeggen
De meest genoemde reden dat Nederlanders lidmaatschappen van fitnessaanbieders en sportverenigingen opzeggen, is dat ze die te duur vinden.
Druk op sportaccommodaties neemt sterk toe, wel grote regionale verschillen
De Nederlandse bevolking blijft de komende jaren toenemen. Dat betekent een grotere druk op sportvoorzieningen. De ambities van NOC*NSF om meer mensen te laten sporten, vragen nog eens om extra sportruimte.
Buurtsportcoach Plus moet zorgen voor meer beweging
Deelnemers aan de pilot Buurtsportcoach Plus willen bewegen een stevigere rol geven in de Gecombineerde Leefstijlinterventie (GLI). De BSC Plus kan ervoor zorgen dat deelnemers al tijdens het GLI-traject in beweging komen én blijven.