Sportverenigingen in Nederland

Ontwikkeling van 2000 tot nu

Auteur: Janine van Kalmthout

augustus 2019

Hoe hebben sportverenigingen in Nederland zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld? Welke sportbonden zijn het grootst en hebben de meeste verenigingen? Hebben sportverenigingen voldoende vrijwilligers, hoe staan zij er financieel voor en kijken zij over de grenzen van hun eigen club?

In dit websheet wordt dieper ingegaan op ontwikkeling van de ruim 26.000 sportverenigingen die Nederland telt.

Hoeveel sportverenigingen telt Nederland?

 

Nederland telt ruim 26.000 sportverenigingen. Dit is op basis van de statistiek van het CBS. De ledenstatistiek van NOC*NSF en de cijfers van de Kamer van Koophandel laten een lager aantal verenigingen zien: ongeveer 24.000 sportverenigingen. Niet alle sportverenigingen in Nederland zijn aangesloten bij een van de lidorganisaties van NOC*NSF.

Alle statistieken tonen een daling van het aantal sportverenigingen in Nederland. Na 2003 neemt het aantal clubs dat lid is van organisaties van NOC*NSF af. De statistiek van het CBS laat op dat moment nog een stijging zien (figuur 1). Na 2012 wordt daar een daling van het aantal clubs zichtbaar. De statistiek van de Kamer van Koophandel toont tussen 2015 en 2018 een daling van het aantal sportverenigingen. Bijvoorbeeld door gebrek aan leden of vrijwilligers zien verenigingsbesturen zich genoodzaakt om de vereniging op te heffen. Ook fusies van verenigingen leiden tot een vermindering van het totaalaantal verenigingen.

De daling van het aantal sportverenigingen is niet bij alle sporten aan de orde. Ledencijfers van NOC*NSF laten bijvoorbeeld bij golf, wielrennen en atletiek van 2003 tot 2018 een stijging van het aantal verenigingen zien. Bij voetbal, volleybal, sjoelen en biljarten is het aantal verenigingen sinds 2003 afgenomen.

Een biljartvereniging telt gemiddeld 25 leden, een voetbalclub gemiddeld 398 leden 

De voetbalbond is op basis van het aantal lidmaatschappen de grootste bond, en ook als het om aantal verenigingen gaat. In totaal telde de KNVB in 2017 ruim 1,2 miljoen leden en 3.060 verenigingen. De vijf grootste bonden qua lidmaatschappen zijn voetbal, tennis, vissen, golf en gymnastiek (figuur 2). Op basis van het aantal verenigingen behoort biljart tot de top 5 van bonden met ruim 1.200 verenigingen en 32.000 leden (figuur 2). Een biljartvereniging telt gemiddeld 25 leden, een voetbalclub gemiddeld 398 leden.

Beschikken sportverenigingen over voldoende vrijwilligers?

Vier vijfde van de verenigingen geeft aan over voldoende vrijwilligers te beschikken. Dit beeld is de afgelopen jaren niet veranderd (figuur 3). Dat de meeste verenigingen voldoende vrijwilligers hebben, wil niet zeggen dat clubs niet bezig zijn om vrijwilligers te zoeken. Meer dan de helft van alle verenigingen geeft aan voldoende vrijwilligers te hebben, maar ook op zoek te zijn naar nieuwe krachten (figuur 3). Het werven en behouden van vrijwilligers is voor verenigingen een continu aandachtspunt. Veel verenigingen benoemen het tekort aan kader of het vinden van geschikt kader een groot punt van zorg. Werving en behoud van vrijwilligers is een belangrijk speerpunt voor verenigingsbeleid voor de korte en lange termijn.

 

Zaalsporten (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) hebben in vergelijking met andere sporten vaker een tekort aan vrijwilligers. Als wordt gekeken naar het beschikken over voldoende vrijwilligers, zijn er kleine verschillen tussen typen sportverenigingen (grootte, beschikking over accommodatie e.d.) (figuur 4).

Continu op zoek naar voldoende vrijwilligers

Grotere verenigingen (> 100 leden) zijn vaker op zoek naar vrijwilligers dan kleine verenigingen. Drie kwart van de grotere clubs is continu op zoek naar vrijwilligers. Van de kleine verenigingen is twee vijfde op zoek naar vrijwilligers en geeft twee vijfde aan niet op zoek te zijn. Bij grote verenigingen is 4 procent niet op zoek naar vrijwilligers. Verenigingen met een eigen accommodatie, de buitensporten, de veldsporten en teamsporten zoeken vaker dan andere verenigingen vrijwilligers, ondanks dat ze over voldoende vrijwilligers beschikken. Het werven van vrijwilligers is voor deze verenigingen een continu proces.

Hoe staan verenigingen er financieel voor?

Bijna drie kwart van de verenigingen beschrijft de financiële positie als (zeer) gezond (figuur 5). De financiële positie van verenigingen lijkt wat verbeterd door de jaren heen. Het percentage verenigingen dat spreekt van een gezonde financiële positie is sinds 2006 gestegen. Deze lichte stijging is met name van kracht in de groep verenigingen die de financiële positie als ‘zeer’ gezond beschrijft. 7 procent van de verenigingen rapporteerde in 2018 minder gezonde (5%) of zorgwekkende (2%) financiën. Die groep verenigingen is na de recessie niet substantieel kleiner geworden.

Met name de zaalsportverenigingen en de kleine verenigingen (< 100 leden) zijn minder positief over hun financiële positie (figuur 6). Zij beschrijven hun financiële positie vaker dan andere verenigingen als minder gezond. Met name verenigingen die over een eigen accommodatie beschikken, en de verenigingen voor overige binnensport (o.a. biljarten, bridge, zwemmen) en overige buitensport (paardensport, wielersport, jeu de boules) beschrijven hun financiële positie als gezond. Verenigingen in krimp-/anticipeerregio’s en niet-stedelijke gebieden zijn minder positief over hun financiën dan verenigingen in andere gebieden (cijfers niet in figuur).

In hoeverre zijn verenigingen extern georiënteerd?

Bij externe oriëntatie van sportverenigingen wordt gekeken naar de mate waarin sportverenigingen breder zijn georiënteerd dan alleen trainingen en competitiemogelijkheden voor leden aanbieden. Extern georiënteerde verenigingen richten zich in hun sportaanbod niet alleen op hun eigen leden, maar ook op onderwijs, de wijk en/of kwetsbare doelgroepen die in verhouding minder aan sport deelnemen. Daarnaast gaat het over het uitbreiden van sportaanbod met activiteiten die minder sportgerelateerd zijn. Daarbij kan worden gedacht aan huiswerkbegeleiding, kinderopvang, evenementen of spelochtenden voor ouderen. De externe oriëntatie kan als indicator worden beschouwd voor de mate waarin verenigingen een bijdrage leveren aan maatschappelijke doelen zoals integratie van minderheden, leefbaarheid van wijken en bevordering van volksgezondheid.

De index externe oriëntatie wordt sinds 2008 gemeten en is samengesteld op basis van zeven items. Naarmate een vereniging op meer items scoort, is sprake van meer externe oriëntatie bij de club. Sinds 2008 is het aandeel verenigingen dat expliciet maatschappelijke activiteiten onderneemt gegroeid (figuur 7). In 2018 stabiliseert dit. Iets minder dan de helft van de verenigingen is meer dan gemiddeld extern georiënteerd (score 5 of hoger). Er is met name wat verschuiving te zien in het aandeel verenigingen met een hoge externe oriëntatie.

 

Op vijf van de zeven items is sinds 2008 sprake van een toegenomen externe oriëntatie. Sinds 2016 is sprake van stabilisatie. Het komende jaar moet blijken hoe dit zich ontwikkelt. Het aandeel verenigingen dat andere activiteiten dan regulier sportaanbod organiseert voor de eigen leden van de vereniging is substantieel afgenomen. De organisatie van activiteiten die openstaan voor niet-leden en de samenwerking met andere organisaties is juist toegenomen. De verschuiving in de meer externe activiteiten is het grootst. Dit suggereert dat sportverenigingen een minder interne focus krijgen.

De ontwikkeling naar meer externe oriëntatie bij sportverenigingen treedt bij verschillende typen verenigingen op. Zowel bij grote als kleine verenigingen, als bij sportverenigingen met en zonder eigen accommodatie is een hogere mate van externe oriëntatie te zien (figuur 8). Over het algemeen zijn grotere verenigingen en verenigingen die beschikken over een eigen accommodatie meer extern georiënteerd dan kleine verenigingen (≤ 100 leden) en verenigingen zonder eigen accommodatie.

MI Verenigingspanel

Sportverenigingen gezocht

De ontwikkeling volgen van de sportverenigingen in Nederland kan dankzij de vele sportverenigingen in het MI verenigingspanel. Het Mulier Instituut wil met het Verenigingspanel een zo goed mogelijk afspiegeling vormen van alle sportverenigingen in Nederland. Het MI is continu op zoek naar nieuwe verenigingen om het MI Verenigingspanel mee uit te breiden. Interesse voor deelname met uw vereniging? Stuur een e-mail naar verenigingspanel@mulierinstituut.nl.

 

 

 

Brancherapport

Sportverenigingen in Nederland

Is de sportvereniging een symbool van vergane tijden, of springlevend? Het Brancherapport sportverenigingen in Nederland geeft antwoord op die vraag door de actuele situatie van de sportverenigingen in kaart te brengen: hoe staan de clubs ervoor wat betreft ledenontwikkeling, bestuur, accommodatie, kader en financiën? In hoeverre zijn de verenigingen in staat in te spelen op maatschappelijke ambities om toegankelijk te zijn voor iedereen en een bijdrage te leveren aan beleid op andere gebieden, zoals in het sociaal domein?

Methodische verantwoording

De geschetste ontwikkelingen in dit websheet zijn op basis van data uit de Verenigingsmonitor. De Verenigingsmonitor is een thematische vragenlijst die een paar keer per jaar wordt uitgezet onder de verenigingen van het MI Verenigingspanel. Het Verenigingspanel bestaat uit meer dan 2.000 verenigingen. Verschillende categorieën verenigingen (grootte, type sport, gespreid naar regio) zijn zo goed mogelijk naar evenredigheid vertegenwoordigd. Het Verenigingspanel wordt continu met sportverenigingen aangevuld. Daarbij worden de verschillende criteria voor representativiteit meegenomen.

De representativiteit van het panel is niet in alle opzichten optimaal. Qua omvang van de verenigingen is een betere afspiegeling wenselijk. Gezien de landelijke gegevens die als referentiemateriaal beschikbaar zijn, is het aannemelijk dat de grotere verenigingen in het panel zijn oververtegenwoordigd, terwijl de kleine verenigingen (≤ 100 leden) zijn ondervertegenwoordigd.

Om vergelijkingen met metingen door de jaren heen bij het panel mogelijk te maken en een goede afspiegeling te vormen van de georganiseerde verenigingssport in Nederland, worden de gegevens gewogen. Sinds 2016 worden de gegevens gewogen naar grootte van de verenigingen en de aard van de sport (zaalsport, overige binnensport, veldsport en overige buitensport). Als referentiemateriaal wordt de Statistiek Sportorganisaties van het CBS gebruikt. Van 2008 t/m 2015 zijn de data gewogen op basis van de ledenstatistiek van NOC*NSF. Er werd gewogen op aard van de sport, individuele, semi-individuele en teamsport en binnen-/buitensport. In de periode voor 2008 werden de paneldata niet gewogen. In 2000 is de eerste Verenigingsmonitor uitgevoerd bij het verenigingspanel. Het panel bestond destijds uit iets meer dan 300 verenigingen.

Sportverenigingen zijn niet automatisch aangesloten bij een sportbond en NOC*NSF. In totaal zijn ongeveer 24.000 verenigingen lid van sportbonden die aangesloten zijn bij NOC*NSF. In het Verenigingspanel zitten zowel verenigingen die wel en niet bij een sportbond zijn aangesloten. Door afronding van getallen kan het voorkomen dat het totaal in tabellen en figuren niet optelt tot 100 procent terwijl dat wel wordt verwacht.

Print

Klik hier om het websheet te printen (pdf, versie augustus 2019).